zondag 30 november 2014

Dunkelheit

Het jaar 2014 telt nog 32 dagen. Om de pijn te verlichten van het korter worden der dagen breng ik u elke dag één van mijn persoonlijke, met zorg samengestelde, top 100 nummers aller tijden, met aan elk nummer een associatief verhaal of gedicht.

Nummer 32: Burzum - Dunkelheit
https://www.youtube.com/watch?v=DPyOhP1GTRQ


Kris zat stil op zijn zolderkamer. Van beneden rook hij geur van zijn moeders erwtensoep. Het maakte hem misselijk en hij sloot de deur. Hij liep naar het raam en keek naar buiten. Regendruppels spoelden de laatste resten van de novembersneeuw weg en het leek opnieuw herfst te worden. De zon verschool zich al twee weken achter een dik grijs wolkendek en de temperatuur wilde maar niet onder nul dalen. Er was niemand op straat en er was weinig te zien, dus Kris draaide zijn hoofd weg van het raam en liep zijn kamer uit naar de badkamer.
Hij kleedde zich uit en bekeek zichzelf in de spiegel. In een maand tijd was hij zeker tien kilo afgevallen en zag hij eruit als een ondervoede junkie. Zijn huid was spierwit, zijn ogen vaal en zijn ribben duidelijk zichtbaar. Hij zette zijn hand net onder zijn oog en trok zijn wang naar beneden zodat zijn oogwit zichtbaarder werd. Het wit was gelig en het was doorspekt met rode aderen. Hoewel hij zichzelf elke dag in de spiegel bekeek deed het beeld hem vandaag schrikken. Voor het eerst drong het echt goed tot hem door hoe hij zichzelf verwaarloosd had en hoezeer de donkere gedachte, dat een slecht mens hij was, hem volledig had geabsorbeerd. Vandaag moesten die gedachtes tot een halt worden geroepen. Het was tijd om er iets aan te doen.
Zijn moeder riep dat het eten klaar was. Hij trok zijn kleren aan en liep naar beneden. Daar waar de sterke geur van de erwtensoep hem net nog misselijk maakte, kreeg hij er nu voor het eerst in een maand tijd weer hongergevoelens van. Zijn moeder zette een kop voor hem neer, met de veronderstelling dat hij weer niets zou eten, maar tot haar grote verbazing at hij de kop leeg en vroeg hij om nog een grote pollepel vol.
'Wat is er in jou gevaren vandaag? Ben je over je ding heen waar je maar niets over wilt vertellen?'
'Nee.'
'Nou je eet anders eindelijk weer eens wat.'
'Ik heb honger.'
'Nou, ik heb nog veel meer in de pan zitten hoor.' glimlachte zijn moeder.
'Ik ga zo meteen naar de kerk.'
'De kerk? Sinds wanneer ga jij naar de kerk?'
'Sinds vanavond. Vanavond is toch de eerste dienst van vader Max sinds zijn..ongeluk?
'Ja, maar die dienst wordt niet in de kerk gehouden, want die zijn ze nog steeds aan het opknappen. Het is vanavond is de aula waar meestal de bingo wordt gehouden.'
'Dan ga ik naar de bingoaula.'
'Heb je het licht gezien zoon?' zei zijn moeder met een spottende glimlach.
'Nee, ik wil gewoon naar de dienst en nu ga ik weer naar boven. Het eten was lekker mam, daag!'

Max stond op het verhoogde gedeelte van de aula en zag hoe een volle zaal hem verwachtingsvol aanstaarde. Hij had in jaren niet meer zo'n volle zaal gehad; zelfs niet met de kerst en de paasmis. Hij bekeek de gezichten in de zaal en voor het een moment maakten ze hem boos. Wat dachten deze mensen wel niet! Naar een kerkdienst komen als een stelletje ramptoeristen. Met zijn allen bekijken hoe erg de brandwonden van de priester wel niet zijn en dan wanneer alle commotie weer voorbij is nooit meer op komen dagen. Je kon een haar horen vallen in de aula en iedereen verwachte dat hij deze stilte nu ging doorbreken, maar hij wachtte nog even. Hij wilde niet met een verhit gemoed spreken. Hij wilde zijn woorden rustig en beheerst tot de menigte richten. Deze boosheid was helemaal niet nodig ook. Misschien waren het slechts de zenuwen die aan hem vraten. Langzaam sloeg hij een kruis en deed hij zijn ogen dicht.
Hij sprak: 'Beste mensen. Het doet mij veel deugd dat u vandaag in zulke getale naar de dienst gekomen bent. Dank u wel voor uw steun en dank u wel voor uw begrip voor deze vervangende ruimte. Ik was eerst van plan een normale dienst te houden, zoals ik die jarenlang iedere week gehouden heb, maar deze week zal de normale dienst er niet zijn. Tevens zullen ook alle andere diensten in de nabije toekomst komen te vervallen en ik kan er alvast bij vertellen dat het niet te maken heeft met het afbranden van de kerk of het moeten spreken in deze aula. De rede is een persoonlijk probleem waar ik al enige tijd mee worstel. Ik zal de nodige tijd moeten gebruiken dit op te lossen. Tot mijn grote spijt, maar met enige opluchting moet ik u mededelen dat ik u ga verlaten. Ik ga een op pelgrimstocht naar Santiago de Compostela. Aldaar ga ik proberen mijn ziel te reinigen en een frisse start te maken. Ik hoop dat jullie hier begrip voor hebben. Als iemand nog de behoefte voelt mij te spreken ben ik nog enkele dagen te vinden in het huis van mijn broer Erik waar ik nu tijdelijk woon. Dank u wel.'
Max liep weg terwijl er luid geroezemoes ontstond in de zaal. Hun reactie maakte hem echt niet veel uit, hij had besloten dat dit het enige is wat hij kon doen om zijn geloof te redden. Hij had er stiekem wel zin in.

Toen hij een half uur later de aula weer in kwam lopen zag hij een jongen zitten. Zodra de volledig in het zwarte geklede jongen hem zag stond deze op en liep hij op Max af.
'Meneer Max, ik wil u graag iets zeggen, mag dat?'
'Je kunt vader Max tegen mij zeggen jongen en natuurlijk mag dat.'
'Ik durf het alleen niet hier te zeggen, zo open en bloot in de aula. Denkt u dat we een gordijntje tussen ons kunnen hangen. Zoals bij een biechthok.'
'Dat is geen probleem.'
Aan de zijkant van de aula hing een gordijn en beiden namen aan weerszijde plaats.
'Vader Max, mijn naam is Kris.'
'Hallo Kris, je wilde mij iets vertellen.'
'Ja, maar het is niet iets kleins.'
'Dat maakt niet uit, ik ben wel wat gewend geraakt door de jaren heen hoor.'
'Ja.' Kris was een tijdje stil. Hij probeerde zijn bonkende hard onder controle te krijgen. Hij zocht naar de goede woorden en het juiste moment, maar toen hij besefte dat er nooit een “juiste moment” zou zijn floepte hij het er maar gewoon uit. 'Ik heb de kerk in de brand gestoken.'
'Oh. Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen Kris.'
'Het spijt met enorm.'

Het was een paar minuten stil. Kris wachtte af wat Max zou zeggen. Hij was eerst opgelucht dat hij niet woedend van achter het gordijntje was gesprongen en de politie had gebeld, maar inmiddels was dat scenario hem liever geweest. Deze stilte was verschrikkelijk en leek oneindig te duren. Niet wetend wat te doen begon hij maar weer te praten. 'Het spijt me zo vreselijk veel vader Max. Ik wist niet dat u binnen zou zijn en het is nooit mijn bedoeling geweest uw leven in gevaar te brengen en uw gezicht zo te misvormen. We wilden alleen de kerk afbranden, maar ook dat was natuurlijk fout geweest. Het spijt me echt vreselijk. Ik heb de afgelopen maand nauwelijks geslapen, nauwelijks gegeten, ik heb geen vrienden gesproken en heb alleen maar in mijn kamer gelegen en geleden, omdat u ook zo hard heeft geleden. Ik verdiende te lijden voor u.'
'Maar wat helpt jouw lijden mij dan?' brak Max in.
'Ik verdiende het ook om te lijden?'
'Ja, maar wat heeft jouw lijden mij geholpen?
'Dat weet ik niet.'
'Dan wil ik nu dat je stopt met lijden en doorgaat met je leven.'
'Maar bent u niet boos dan?'
'Natuurlijk ben ik boos, ik ben vreselijk boos. Maar ik ben ook een man van vergeving en ik zie dat je gebukt gaat onder een ontzettende schuld.'
'Ja'
'En weet je Kris, hoewel er niets prijzenswaardig is aan jouw daad, heeft het mij wel verder geholpen op een bepaalde manier. Het heeft me over de streep getrokken om niet verder in dubio te leven, maar actiever om te gaan met mijn problemen. Daarom vind ik het ook knap van je dat je deze stap hebt durven zetten en het aan mij op hebt gebiecht. Ik hoop dat je geleerd hebt van je daad en dat je het verder zal laten zulk soort wandaden te doen.'
'Absoluut vader Max', zei Kris opgelucht. 'Dank u wel voor uw vriendelijke woorden.'
'Dag Kris.'

Kris liep met een glimlach de aula uit. De last die van zijn schouders viel was enorm en hij had zich in weken niet meer zo goed gevoeld. De knuppel die zijn hoofd in tweeën deed splijten zag hij niet aankomen. Met een verdwaasde glimlach op zijn gezicht viel hij voorover in de sneeuw en bleef hij roerloos liggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten