De populier
14-04-'16
1
Een zakkerige
hoofdpijn rukte mij uit mijn slaap. Stramme spieren weerhielden mij
ervan uit bed te komen. Een weeïge geur steeg op toen ik mijn
borsten opzij schoof om mijn buik te laten luchten. Sigarettenrook
verdreef die lucht. Ik tikte de as af op een wc-papiertje dat ik over
mijn navel had gespannen.
Een brandende blaas dwong mij alsnog het ingezakte stuk ellende te
verlaten. Ik hoestte het huis door. De zooi in de woonkamer werd
steeds erger. Hoe toch? Ik kwam er nooit. De wc was oncomfortabel
hoog, zodat mijn benen bungelden boven de afgesleten pismat die Henk
daar zo graag wilde hebben. Dode klootzak. Het plassen lukte niet. Ik
bewoog mezelf richting de douche. Er zat al vier jaar te weinig druk
achter het lauwwarme water. Ik liet mezelf op mijn pannenkoekreet op
de grond vallen en liet mijn blaas leeglopen. De urine was warmer dan
het douchewater.
Ik
hoestte richting de keuken en warmde de koffie van gisteren op in een
pannetje. Oud brood diende als koek om te dopen. Ik plantte mezelf op
de tuinstoel naast het aanrecht en goot de zwarte drab naar binnen.
Het was zo'n dag als alle andere, alleen dan met iets meer gezeik dan
normaal.
Buiten, aan de kant
van de woonkamer, klonk een een verschrikkelijke knal. Er brak glas,
er kraakte hout, het huis schudde en ik goot de kokendhete koffie op
mijn schoot. Godverdomme ook dat nog. Ik sleepte me uit de stoel en
kokhalsde de woonkamer binnen. De teringzooi was weer toegenomen.
Ik deed de bloemengordijnen open en zag mijn buurvrouw mij aangapen
met haar omhooggevallen biologische kippenblik. Ze keek de tuin in
die onze huizen scheidde. Ik volgde haar blik naar beneden en zag de
omgevallen populier. Het ding lag over drie schuttingen heen. Ik vond
haar blik weer en hief mijn vuist op. De doos zwaaide schaapachtig
terug. Al zeventien jaar vraag ik dat mens dat ding te kappen, maar
er volgt altijd één of ander slap excuus over dat het niet gaat. Ik
keerde haar de rug toe en kreunde naar de telefoon. Één één twee.
Aan de lijn boerde een vent om mijn gegevens. Laat maar zitten. Terug
in de tuinstoel naast het aanrecht stak ik een nieuwe sigaret op en
wachtte ik op het vallen van de avond.
2
Sophie tikte tegen
Wims zwemband om zijn gesnurk te stoppen. Het was hopeloos. In de
ochtend lag hij plat. In de middag was hij bezig. In de avond moest
hij rusten en in de nacht was hij dorstig en had hij zin.
Ze plaatste haar voeten in haar pluche konijnen en slofte zacht
richting de keuken. Ze kookte water voor de thee en bekeek zichzelf
in de ronde wandspiegel. Ze jeukte zo zacht mogelijk aan haar
jukbeen. Ze nam de thee de huiskamer in. Een bericht van Laura
wachtte op haar telefoon. Ze kwam niet vanavond. Een reden stond er
niet bij.
Wat kan ik vandaag
doen, dacht ze. Proberen te lezen. Het wordt vanzelf twaalf uur. Dan
koop ik port voor hem. We kunnen linzen met pompoen eten, dat at hij
vorige keer bijna op en een kippendij voor de zekerheid en port.
Extra make-up, voor het geval dat.
Een harde krak klonk
en de helse dreun die erop volgde liet het huis schudden. Sophie
sprong op en luisterde aandachtig of Wim niet wakker werd. Haar hart
bonkte hevig en ze plaatste haar handen op haar slapen. Ze ademde met
korte ingehouden stootjes. Er kwam geen geluid uit de slaapkamer. Ze
schuifelde naar de keuken en zag de gesneuvelde populier die Wim
zeventien jaar geleden had geplant over drie schuttingen heen liggen.
De ooit jonge boom groeide toen vlug, ontnam hen het uitzicht en
wierp al snel een donkere schaduw over hun huis. Vingerwijzingen de
hoge duivel omver te werpen werden hardvochtig van de hand gewezen en
de boom diende niet meer genoemd te worden zij het in een positief
daglicht.
De schuchtere overbuurvrouw verscheen voor haar keukenruit en keek
eveneens naar het slagveld in de tuinen en stak haar vuist de lucht
in als een teken van overwinning. Sophie kende haar aversie tegen de
boom, had haar vaak moeten teleurstellen dat er niets aan te doen was
en deelde nu haar geluk. Ze zwaaide en lachte naar de vreemde vrouw
die snel weer verdween.
Achter zich hoorde ze haar man opstaan, maar ze verstijfde ditmaal
niet. De populier lag languit en gebroken in de tuin en de zon liet
zich niet meer blokkeren. Het zou niet lang meer duren.