De Poging
Toen de meubels langzaam steeds
dichterbij kwamen, besloot hij voor het eerst in vijf jaar naar
buiten te gaan en zich te wagen in het verwachte verschroeiende
zonlicht. Zijn eerste indruk was verrassend positief. Het licht was
zachter dan hij zich had voorgesteld en er gebeurde weinig in de
kleurrijke buitenwijk. De romige kleur van de schapenwolken liet zijn
aandacht verslappen waardoor hij een kort moment vergat waar hij was.
Hij rook de geur van vanille en sloot langzaam zijn ogen; hij zweefde
langzaam weg in een donzig bed van veren en pluis. Plots besefte hij
zich zijn onoplettendheid en werd hij met een harde ruk de
werkelijkheid weer ingetrokken. Zijn oude angstgevoelens namen het
over, waarna hij ineen dook en in foetushouding op de grond, met ogen
dicht, één arm om zijn benen en één arm rond zijn oren, zich weer
afsloot van de wereld waarin hij nooit had willen leven.
Martha, zijn buurvrouw, keek apathisch
naar de naakte man die al uren bewegingloos op zijn stoep lag. Ze
twijfelde niet en liep vastberaden op hem af met haar net gebruikte
tuingereedschap in haar hand. Als een vogel met gebroken vleugels die
nooit meer vliegen kan, verloste ze hem uit zijn medelijden.