Het jaar 2014 telt nog 32 dagen. Om de
pijn te verlichten van het korter worden der dagen breng ik u elke
dag één van mijn persoonlijke, met zorg samengestelde, top 100 nummers
aller tijden, met aan elk nummer een associatief verhaal of gedicht.
Kris zat stil op zijn zolderkamer. Van
beneden rook hij geur van zijn moeders erwtensoep. Het maakte hem
misselijk en hij sloot de deur. Hij liep naar het raam en keek naar
buiten. Regendruppels spoelden de laatste resten van de
novembersneeuw weg en het leek opnieuw herfst te worden. De zon
verschool zich al twee weken achter een dik grijs wolkendek en de
temperatuur wilde maar niet onder nul dalen. Er was niemand op straat
en er was weinig te zien, dus Kris draaide zijn hoofd weg van het
raam en liep zijn kamer uit naar de badkamer.
Hij kleedde zich uit en bekeek zichzelf
in de spiegel. In een maand tijd was hij zeker tien kilo afgevallen
en zag hij eruit als een ondervoede junkie. Zijn huid was spierwit,
zijn ogen vaal en zijn ribben duidelijk zichtbaar. Hij zette zijn
hand net onder zijn oog en trok zijn wang naar beneden zodat zijn
oogwit zichtbaarder werd. Het wit was gelig en het was doorspekt met
rode aderen. Hoewel hij zichzelf elke dag in de spiegel bekeek deed
het beeld hem vandaag schrikken. Voor het eerst drong het echt goed
tot hem door hoe hij zichzelf verwaarloosd had en hoezeer de donkere
gedachte, dat een slecht mens hij was, hem volledig had geabsorbeerd.
Vandaag moesten die gedachtes tot een halt worden geroepen. Het was
tijd om er iets aan te doen.
Zijn moeder riep dat het eten klaar
was. Hij trok zijn kleren aan en liep naar beneden. Daar waar de
sterke geur van de erwtensoep hem net nog misselijk maakte, kreeg hij
er nu voor het eerst in een maand tijd weer hongergevoelens van. Zijn
moeder zette een kop voor hem neer, met de veronderstelling dat hij
weer niets zou eten, maar tot haar grote verbazing at hij de kop leeg
en vroeg hij om nog een grote pollepel vol.
'Wat is er in jou gevaren vandaag? Ben
je over je ding heen waar je maar niets over wilt vertellen?'
'Nee.'
'Nou je eet anders eindelijk weer eens
wat.'
'Ik heb honger.'
'Nou, ik heb nog veel meer in de pan
zitten hoor.' glimlachte zijn moeder.
'Ik ga zo meteen naar de kerk.'
'De kerk? Sinds wanneer ga jij naar de
kerk?'
'Sinds vanavond. Vanavond is toch de
eerste dienst van vader Max sinds zijn..ongeluk?
'Ja, maar die dienst wordt niet in de
kerk gehouden, want die zijn ze nog steeds aan het opknappen. Het is
vanavond is de aula waar meestal de bingo wordt gehouden.'
'Dan ga ik naar de bingoaula.'
'Heb je het licht gezien zoon?' zei
zijn moeder met een spottende glimlach.
'Nee, ik wil gewoon naar de dienst en
nu ga ik weer naar boven. Het eten was lekker mam, daag!'
Max stond op het verhoogde gedeelte van
de aula en zag hoe een volle zaal hem verwachtingsvol aanstaarde. Hij
had in jaren niet meer zo'n volle zaal gehad; zelfs niet met de kerst
en de paasmis. Hij bekeek de gezichten in de zaal en voor het een
moment maakten ze hem boos. Wat dachten deze mensen wel niet! Naar
een kerkdienst komen als een stelletje ramptoeristen. Met zijn allen
bekijken hoe erg de brandwonden van de priester wel niet zijn en dan
wanneer alle commotie weer voorbij
is nooit meer op komen dagen. Je kon een haar horen vallen in
de aula en iedereen verwachte dat hij deze stilte nu ging doorbreken,
maar hij wachtte nog even. Hij wilde niet met een verhit gemoed
spreken. Hij wilde zijn woorden rustig en beheerst tot de menigte
richten. Deze boosheid was helemaal niet nodig ook. Misschien waren
het slechts de zenuwen die aan hem vraten. Langzaam sloeg hij een
kruis en deed hij zijn ogen dicht.
Hij sprak: 'Beste mensen. Het doet mij
veel deugd dat u vandaag in zulke getale
naar de dienst gekomen bent. Dank u wel voor uw steun en dank
u wel voor uw begrip voor deze vervangende ruimte. Ik was eerst van
plan een normale dienst te houden, zoals ik die jarenlang iedere week
gehouden heb, maar deze week zal de normale dienst er niet zijn.
Tevens zullen ook alle andere diensten in de nabije toekomst komen te
vervallen en ik kan er alvast bij vertellen dat het niet te maken
heeft met het afbranden van de kerk of het moeten spreken in deze
aula. De rede is een persoonlijk probleem waar ik al enige tijd mee
worstel. Ik zal de nodige tijd moeten gebruiken dit op te lossen. Tot
mijn grote spijt, maar met enige opluchting moet ik u mededelen dat
ik u ga verlaten. Ik ga een op pelgrimstocht naar Santiago
de Compostela. Aldaar
ga ik proberen mijn ziel te reinigen en een frisse start te maken. Ik
hoop dat jullie hier begrip voor hebben. Als iemand nog de behoefte
voelt mij te spreken ben ik nog enkele dagen te vinden in het huis
van mijn broer Erik waar ik nu tijdelijk woon. Dank u wel.'
Max
liep weg terwijl er luid geroezemoes ontstond in de zaal. Hun reactie
maakte hem echt niet veel uit, hij had besloten dat dit het enige is
wat hij kon doen om zijn geloof te redden. Hij had er stiekem wel zin
in.
Toen
hij een half uur later de aula weer in kwam lopen zag hij een jongen
zitten. Zodra de volledig in het zwarte geklede jongen hem zag stond
deze op en liep hij op Max af.
'Meneer
Max, ik wil u graag iets zeggen, mag dat?'
'Je
kunt vader Max tegen mij zeggen jongen en natuurlijk mag dat.'
'Ik
durf het alleen niet hier te zeggen, zo open en bloot in de aula.
Denkt u dat we een gordijntje tussen ons kunnen hangen. Zoals bij een
biechthok.'
'Dat
is geen probleem.'
Aan
de zijkant van de aula hing een gordijn en beiden namen aan
weerszijde plaats.
'Vader Max, mijn naam is Kris.'
'Hallo Kris, je wilde mij iets
vertellen.'
'Ja, maar het is niet iets kleins.'
'Dat maakt niet uit, ik ben wel wat
gewend geraakt door de jaren heen hoor.'
'Ja.' Kris was een tijdje stil. Hij
probeerde zijn bonkende hard onder controle te krijgen. Hij zocht
naar de goede woorden en het juiste moment, maar toen hij besefte dat
er nooit een “juiste moment” zou zijn floepte hij het er maar
gewoon uit. 'Ik heb de kerk in de brand gestoken.'
'Oh. Ik weet niet wat ik daarop moet
zeggen Kris.'
'Het spijt met enorm.'
Het was een paar minuten stil. Kris
wachtte af wat Max zou zeggen. Hij was eerst opgelucht dat hij niet
woedend van achter het gordijntje was gesprongen en de politie had
gebeld, maar inmiddels was dat scenario hem liever geweest. Deze
stilte was verschrikkelijk en leek oneindig te duren. Niet wetend wat
te doen begon hij maar weer te praten. 'Het spijt me zo vreselijk
veel vader Max. Ik wist niet dat u binnen zou zijn en het is nooit
mijn bedoeling geweest uw leven in gevaar te brengen en uw gezicht zo
te misvormen. We wilden alleen de kerk afbranden, maar ook dat was
natuurlijk fout geweest. Het spijt me echt vreselijk. Ik heb de
afgelopen maand nauwelijks geslapen, nauwelijks gegeten, ik heb geen
vrienden gesproken en heb alleen maar in mijn kamer gelegen en
geleden, omdat u ook zo hard heeft geleden. Ik verdiende te lijden
voor u.'
'Maar wat helpt jouw lijden mij dan?'
brak Max in.
'Ik verdiende het ook om te lijden?'
'Ja, maar wat heeft jouw lijden mij
geholpen?
'Dat weet ik niet.'
'Dan wil ik nu dat je stopt met lijden
en doorgaat met je leven.'
'Maar bent u niet boos dan?'
'Natuurlijk ben ik boos, ik ben
vreselijk boos. Maar ik ben ook een man van vergeving en ik zie dat
je gebukt gaat onder een ontzettende schuld.'
'Ja'
'En weet je Kris, hoewel er niets
prijzenswaardig is aan jouw daad, heeft het mij wel verder geholpen
op een bepaalde manier. Het heeft me over de streep getrokken om niet
verder in dubio te leven, maar actiever om te gaan met mijn
problemen. Daarom vind ik het ook knap van je dat je deze stap hebt
durven zetten en het aan mij op hebt gebiecht. Ik hoop dat je geleerd
hebt van je daad en dat je het verder zal laten zulk soort wandaden
te doen.'
'Absoluut vader Max', zei Kris
opgelucht. 'Dank u wel voor uw vriendelijke woorden.'
'Dag Kris.'
Kris liep met een glimlach de aula uit.
De last die van zijn schouders viel was enorm en hij had zich in
weken niet meer zo goed gevoeld. De knuppel die zijn hoofd in tweeën
deed splijten zag hij niet aankomen. Met een verdwaasde glimlach op
zijn gezicht viel hij voorover in de sneeuw en bleef hij roerloos
liggen.