woensdag 26 december 2012

De Man

Tekst van 'De Man' van mijn opkomende nog niet getitelde album.

Hier te zien op youtube.
De Man

Het zeer stak mij vals,
maar mijn handen zijn geketend in het steen.
Terwijl je ogen mij doorboorden met nijd
zoek ik naar woorden in mijn hoofd om het duiden.
Mijn oordeel is echter doordrenkt met zwarte inkt,
Slechts in de verte hoor ik kerkklokken luiden.
Ik ruk mijn handen los en storm ziedend op je af,
Ik pak je keel en greep hem beet.

Met zijn armpje gekneld in mijn gebalde vuist
trek ik het kind mee naar benee
De wereld draait in rond in zwarte as
als jij weer huilt voel ik me leeg.


Eenmaal in bed woel ik de ganse nacht
en glij ik door het angstzweet in een diepe kuil.
De leugens die je morgen hebt bedacht
spoken door mijn hoofd, mijn dromen zijn diep troebel en vervuild.
Dan ben ik onverhoeds een jongen van zo'n zeven jaar
en zie een man staan bij een troebel meer.
Zijn hengel staat plots strak gespannen
en kijkt naar mij en zegt jij mag hem vangen.

En met bibberende handen trek ik de vis omhoog,
om hem kort daarna te laten vallen.
Ik onttrek me van de blik, de zwarte ogen van de man
steken in mijn achterhoofd als priemen van ijskristallen.


En ik ontwaak zeiknat van het zweet,
mijn ogen strak gericht ik voel me nietig naast jou.
Ik strek me naar je uit, in ons koude bed en ik voel de siddering als
mijn hand je schouder vond in de kou.
Ik snap je woede, je angst en je pijn,
maar ik hou je vast want ik voel me nietig, eindig klein.
Onze ogen kruisen en kort zie ik in je blik een besef van vroeger,
ons bed wordt even warm, ik voel me even fijn.

Maar angst en zweet verving het kort gemak,
Ik trek me terug waar ik me bevond,
Ik contempleer woorden niet te bevatten
slechts een lage toon kwijlt uit mijn mond.

zondag 16 september 2012

De Mythologisering van de Onttovering

De Mythologisering van de Onttovering

De oude baard wappert en weert.
Op een veerboot die zich eeuwig keert.
De herhaling is er in geslepen.
Een muntje behoort men niet vergeten.
Waar je anders in de wacht verkeerd.

Een lage toon dreunt in de wijdte.
Zijn kaak schud en zijn ogen bijten.
Het water schreeuwde en was dan stil.
De contouren scherper en de veerman kil,
hoe een sleepboot zijn zee in tweeën splijtte.

De stoom substitueert de spaan.
De schipper vreest nu voor zijn baan.
Al snel is de zee der zielen,
leeggevist door juvenielen.
Gekromd zien ze de veerman gaan.

Sprak de oude man wiens tijd nog zijt,
nostalgisch blikt vol min doch nijd.
Niemand dorst breken met zijn relaas,
Daar het vroeger is als nu helaas.
De wereld was al zulk altijd.

vrijdag 20 april 2012

De Poging


De Poging

Toen de meubels langzaam steeds dichterbij kwamen, besloot hij voor het eerst in vijf jaar naar buiten te gaan en zich te wagen in het verwachte verschroeiende zonlicht. Zijn eerste indruk was verrassend positief. Het licht was zachter dan hij zich had voorgesteld en er gebeurde weinig in de kleurrijke buitenwijk. De romige kleur van de schapenwolken liet zijn aandacht verslappen waardoor hij een kort moment vergat waar hij was. Hij rook de geur van vanille en sloot langzaam zijn ogen; hij zweefde langzaam weg in een donzig bed van veren en pluis. Plots besefte hij zich zijn onoplettendheid en werd hij met een harde ruk de werkelijkheid weer ingetrokken. Zijn oude angstgevoelens namen het over, waarna hij ineen dook en in foetushouding op de grond, met ogen dicht, één arm om zijn benen en één arm rond zijn oren, zich weer afsloot van de wereld waarin hij nooit had willen leven.
Martha, zijn buurvrouw, keek apathisch naar de naakte man die al uren bewegingloos op zijn stoep lag. Ze twijfelde niet en liep vastberaden op hem af met haar net gebruikte tuingereedschap in haar hand. Als een vogel met gebroken vleugels die nooit meer vliegen kan, verloste ze hem uit zijn medelijden.


maandag 16 april 2012

De herfst

Hier een demo voor de cd die ik deze lente/zomer ga maken in mijn zolderkamertje. Met woorden heeft het nog weinig te maken, want er wordt nog niet in gezongen en of het uiteindelijk zijn weg op het album vind is nog maar de vraag natuurlijk, het is slechts een eerste demo. Veel plezier.


De herfst

vrijdag 30 maart 2012

Paarden


Tekst van het nummer 'Paarden'. Een nummer dat gaat verschijnen op het album dat ik dit jaar hoop op gaan nemen:

Ik liep,
over het strand.
Daar zag ik in een flits,
twee paarden in brand.
Ze renden in paniek,
de vlammen werden hen kritiek.
Hun benen stoomde als een trein
en de vlammen trokken op,
van hun staart tot in hun brein.

Ze renden,
naar het water toe,
maar de zee ebte weg,
en de paarden werden moe.
Het zand zo droog als een woestijn,
De vlammen eten verder van hun brein.
Het water liet ze in de steek.
En de paarden stonden stil,
tot er eentje naar mij keek.

Ik rende,
naar de duinen zo hard
en de paarden achter mij,
hun lichaam zowat zwart.
Hun ogen vol met bloed en as,
alsof een duivel ze voorzag met gas.
Ik liep zo hard maar viel naar benee,
Ik dacht 'dit is het eind',
maar daar was plotseling de zee.


Een duinpad,
loopt stijl omhoog,
Het helmgras is scherp,
maar het houdt mijn voeten droog.
Een dood zwart oog kijkt stil naar mij,
Ik voel geen angst maar voel me ook niet blij,
het is een gevoel wat ik niet ken,
alsof ik iemand ben,
die ik niet ben,

dinsdag 27 maart 2012

De Scheiding

Een spiegeling van 'Het Huwelijk" van Willem Elsschot en Tom Layone's 'De Wederhelft' (Hier te vinden).

De Scheiding - Jochem F. Melis

Toen de man zijn vrouw haar nek had vastgegrepen,
haar ogen had zien puilen en haar strot had dichtgeknepen,
en toen hij had begrepen dat haar laatste adem op was,
zag hij haar aan en vrat zich op van spijt.

Hij jankte en ging te keer en sloeg op de koude grond.
Hij wende tevergeefs zijn blik af, maar kon nu slechts begeren.
Het bleek dat hij zijn vrouw toch niet kon ontberen,
Hij smeekte haar lijk levend als een feniks uit haar as.

Maar leven deed zij nooit meer, al blies zijn volle mond,
de adem van het leven, dat haar niet ontwaakte.
Zij zal niet spreken meer, niet vrijen en hij wraakte,
de tijd wanneer hij haar lichaam had versmaad.

Hij panikeerde en hij riep, ik steek het huis in brand!
Ik moet haar bloed van mijn vuile handen wassen,
of ik moet branden in het vuur of verdrinken in de plassen.
Zo heeft niemand weet wat ik hier jou aandeed.

Maar ontkomen deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in den weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid die niemand kan verklaren,
die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.

Zo gingen jaren heen, en de kinderen miste hun vader,
die niets meer at en niets meer dronk,
maar niet stierf hoe graag hij het ook wilde,
alsof God hem eeuwig leven schonk.