Nummer 36: Mastodon - Hearts Alive
https://www.youtube.com/watch?v=qp1dRh2FVVs
Na een jarenlange tocht over de
wereldzeeën, na het verliezen van zeven bemanningsleden, het
eindeloos verbranden en vervellen door de meedogenloze zon en het
langzaam verliezen van ons verstand, kregen we het verschrikkelijk
monster, genaamd Moby Dick, in zicht. De eerste drie dagen van onze
jacht op hem leek hij te vluchten, maar ik wist dat hij geen vrees
kende. Het was een kwestie van uitputting; wie brak er eerder? Ik had
echter vertrouwen. Wij hadden allen vertrouwen en we moesten ook wel,
daar kapitein Ahab niets minder dan volledige overgave in zijn zaak
van ons verlangde. Hij stond nu al 72 uur onafgebroken op de brug.
Zijn ogen leken slechts één keer per uur te knipperen en hij hield
het roer met vol aangespannen spieren roerloos vast.
In de verte zwom altijd de walvis aan
de stille oppervlakte van de oceaan. Zijn koers was al drie dagen
ongewijzigd. Hij zwom richting de storm, waarvan de elektriciteit al
dagen in de lucht hing. We wisten dat als het noodweer los zou
barstte hij zou keren en ons zou vernietigen, maar we voeren stug
door met de toorn van Ahad priemend in onze geesten.
Toen wij de lucht zagen betrekken en de
deining heviger voelden, keerde het monster zich echter onverwachts
naar ons toe. Het lag nu stil in zee en we zagen het water uit zijn
spuitgat steeds hoger worden. Ahab beviel het tempo wat te temperen
om de controle over de situatie te houden. Zo'n 50 meter, al binnen
het bereik van onze harpoenen, kwamen we zelfs tot stilstand en
bleven we enkele minuten tegenover elkaar liggen. Wie was het eerste
aan zet? In de achtergrond donderde het onweer al hard, het was een
kwestie van een tiental minuten voordat het ons zou bereiken.
Ahab had zijn ogen
nu dicht en zijn handen waren als vuisten gebald. Hij leek het moment
in een woedende meditatieve toestand op te nemen. Op het moment dat
hij ging barsten en ons het bevel ging geven aan te vallen hoorden we
opeens een zware dromerig stem ons toespreken: 'Val niet aan, ik wil
geen oorlog meer'.
'Daarvoor is het
nu te laat.' schreeuwde Ahab terug. In een wilde beweging toonde hij
zijn prothese aan de walvis en schreeuwde hem opnieuw toe: 'Voor
diegene die mijn been nam en mij tot het leven van een kreupele man
verdoemde heb ik geen genade.'
'Tot mijn grote
spijt was ik vroeger inderdaad een monster. Een allesverslindend,
destructief en haatvol monster, bezeten door demonen en verblindende
woede. Die tijden zijn echter voorbij. Ik heb mijn wijzes veranderd,
maar ik waarschuw u dat ik geen spat van mijn oerkracht verloren ben
en dat als u mij durft aan te vallen ik niet schroom u en uw crew te
vernietigen.'
De crew keek
elkaar aan. Niemand durfde een vin te verroeren, want niemand
verwachte dat het monster zou spreken. Voordat er echter een twijfel
uitgesproken kon worden suisde er een harpoen richting Moby Dick en
trof het vlijmscherp ding het monster dwars tussen zijn ogen. Ahab
krijste en rende naar de voorkant van het schip, maar zag de walvis
onaangedaan in de diepte verdwijnen. Het moraal van de mannen op het
schip zonk echter veel dieper dan Moby Dick en wij keken de kapitein
ziedend aan.
Niet alleen had
hij ons meegesleurd in zijn monomanisch psychose het grooste monster
van de wereldzeeën te vinden onder het mom van een economisch
gunstige walvisvaart en niet slechts had hij ons jarenlang
geterroriseerd en uitgebuit, nee, nu wilde hij ons ook nog de dood in
jagen, terwijl Moby Dick ons de optie gaf te vertrekken. De emmer was
nu vol. De emmer was eigenlijk al lang vol, maar nu was er een
baksteen in gevallen en spoot het water alle kanten op.
'Val aan, val aan'
spoorde de kapitein zijn crew aan, maar niemand verroerde nog één
vin. Ook toen de walvis een vernietigende aanval op het schip
lanceerde bleef de crew onbewogen op hun plek staan. 'Onvervalste
muiterij! Jullie gaan hier nooit mee wegkomen.' Hij probeerde een
nabijgelegen harpoen te grijpen maar de eerste matroos was hem voor
en gezamenlijk dreven we hem in een hoek van het uit elkaar vallende
schip. Uit de diepte kwam Moby Dick omhoog springen. Hij sperde zijn
enorme kaken en als één man gooide wij kapitein Ahab in de bek van
de walvis die acuut weg zwom. Wij bleven achter, zonder kapitein en
met een zinkend schip in het midden van de grote oceaan met een
naderde orkaan, maar voor even verlost van de waanzin.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten