maandag 18 februari 2013

Grootste Angst


Tafels, vrouwen met mooie borsten en dansende gasten op daken,
Een glimlach doet een schreeuw ontwaken, lucht snelt langs mijn huig.
Ik neem de boot voor het eerst in jaren, voor een potlood een appel en een ei.
De lucht is geel en mooi doch vuig, het zicht laat mij mijn plicht verzaken,
Verdronken donkere gezichten die sloom doordacht uitdrukken gaan mij niet raken,
Ik ren op blote voeten weg van het station en ben in enkele adem thuis.

En ik draai en ik druil en ik waan me slapend, terwijl de verdronken donkere gezichten mij moed in praten, maar wetende dat zij mij staan te verlaten sar ik ze, hoewel iets mij zegt dat het mij nou zou baten ze te grijpen en nooit los te laten.
Een dag als eindeloos ontwaken, is het immer stil op daken, vies van de resten van modder vallend uit de grijze lucht op een ooit geel en groen laken, doen mij de laatste vonk van hoop uitbraken en mijn lichaam stil verzaken.
Eindigend in een bed vol braak en gal was dat wat ik alsmaar verwachte, geen pil die mijn pijn kan verzachten, ik slik er handenvol en put uit krachten, die mij niet bekend zijn.

Blauw gras in de tuin, plots naakt en drie potten verf.
Jezus lacht me toe en fluistert enge dingen in mijn oor.
Hij beveelt mij door en door, stiekeme agressie en daden achter de rug van mijn vrouw en vrienden.
Een U-bocht op de snelweg die slechts de rouwstoet diende in plaats van mijn verzadiging, brengt mogelijk de noodzakelijke ommekeer.
Ik ren de hele nacht heen en weer richting de regering en oude bazen om ze te vertellen dat ik het antwoord heb gevonden onderin bierglazen.
Ik hoor weer een heilige man praten die mij verteld dat ik hem ben.

Een vrolijke gekleurde leegte neemt de plaats in van zogenaamde waanbeelden,
Deze eenzame kamer heeft een uitgang richting de haven, Herman Brood schenkt mij zijn café.
Zijn boot brengt mij de haven uit en vaart richting mijn geliefde eiland, zeehonden zwemmen mee.
De telefoon gaat over, Jezus vertelt me hoe het precies zit, en met een perfect kunstgebit zegt hij mij in zachte stem over brand en moord en jankt 'spreid het woord'.
Ik keer terug naar mijn vrolijke leegte en vertel het de verdronken donkere gezichten,
hun witte jassen vertellen mij 'we gaan niet akkoord', stront op hun stelletje kuthoofden.

Mijn zoons hebben mij verlaten.
Op de rails van de metrolijn staar ik naar de naderde trein die met mij komt praten.
Maria schreeuwde om aandacht,
De pillen ging te ver en deden niet wat zij dacht dat het haar bracht.
Papa's bloed schiet hem neer.

Jochem, ik ben zo bang voor de dood, ik weet niet wat ik moet doen.
Maar je gaat toch helemaal niet dood, het gaat weer veel beter.
Gisteren is Xandra weer zwanger geworden, van die vieze klote Turken,
ze hebben haar verkracht, en die klote Patrick kwam weer shag bij mij jatten.
Kom je zo even langs om gitaar te spelen, je speelt zo mooi.
Hallo? Dankjewel. Pardon! Hoi. Ja. Wat leuk. Gezellig heh.