Tafels, vrouwen met mooie borsten en
dansende gasten op daken,
Een glimlach doet een schreeuw
ontwaken, lucht snelt langs mijn huig.
Ik neem de boot voor het eerst in
jaren, voor een potlood een appel en een ei.
De lucht is geel en mooi doch vuig, het
zicht laat mij mijn plicht verzaken,
Verdronken donkere gezichten die sloom
doordacht uitdrukken gaan mij niet raken,
Ik ren op blote voeten weg van het
station en ben in enkele adem thuis.
En ik draai en ik druil en ik waan me
slapend, terwijl de verdronken donkere gezichten mij moed in praten,
maar wetende dat zij mij staan te verlaten sar ik ze, hoewel iets mij
zegt dat het mij nou zou baten ze te grijpen en nooit los te laten.
Een dag als eindeloos ontwaken, is het
immer stil op daken, vies van de resten van modder vallend uit de
grijze lucht op een ooit geel en groen laken, doen mij de laatste
vonk van hoop uitbraken en mijn lichaam stil verzaken.
Eindigend in een bed vol braak en gal
was dat wat ik alsmaar verwachte, geen pil die mijn pijn kan
verzachten, ik slik er handenvol en put uit krachten, die mij niet
bekend zijn.
Blauw gras in de tuin, plots naakt en drie potten verf.
Jezus lacht me toe en fluistert enge
dingen in mijn oor.
Hij beveelt mij door en door, stiekeme
agressie en daden achter de rug van mijn vrouw en vrienden.
Een U-bocht op de snelweg die slechts
de rouwstoet diende in plaats van mijn verzadiging, brengt mogelijk
de noodzakelijke ommekeer.
Ik ren de hele nacht heen en weer
richting de regering en oude bazen om ze te vertellen dat ik het
antwoord heb gevonden onderin bierglazen.
Ik hoor weer een heilige man praten die
mij verteld dat ik hem ben.
Een vrolijke gekleurde leegte neemt de
plaats in van zogenaamde waanbeelden,
Deze eenzame kamer heeft een uitgang
richting de haven, Herman Brood schenkt mij zijn café.
Zijn boot brengt mij de haven uit en
vaart richting mijn geliefde eiland, zeehonden zwemmen mee.
De telefoon gaat over, Jezus vertelt me
hoe het precies zit, en met een perfect kunstgebit zegt hij mij in
zachte stem over brand en moord en jankt 'spreid het woord'.
Ik keer terug naar mijn vrolijke leegte
en vertel het de verdronken donkere gezichten,
hun witte jassen vertellen mij 'we gaan
niet akkoord', stront op hun stelletje kuthoofden.
Mijn zoons hebben mij verlaten.
Op de rails van de metrolijn staar ik
naar de naderde trein die met mij komt praten.
Maria schreeuwde om aandacht,
De pillen ging te ver en deden niet wat
zij dacht dat het haar bracht.
Papa's bloed schiet hem neer.
Jochem, ik ben zo bang voor de dood, ik
weet niet wat ik moet doen.
Maar je gaat toch helemaal niet dood,
het gaat weer veel beter.
Gisteren is Xandra weer zwanger
geworden, van die vieze klote Turken,
ze hebben haar verkracht, en die klote
Patrick kwam weer shag bij mij jatten.
Kom je zo even langs om gitaar te
spelen, je speelt zo mooi.
Hallo? Dankjewel. Pardon! Hoi. Ja. Wat
leuk. Gezellig heh.