maandag 29 september 2014

Funeralopolis


Het jaar 2014 telt nog 94 dagen. Om de pijn te verlichten van het korter worden der dagen breng ik u elke dag één mijn persoonlijke, met zorg samengestelde, top 100 nummers aller tijden, met aan elk nummer een associatief verhaal of gedicht verbonden.  


Nummer 94: Electric Wizard - Funeralopolis


Ik voelde mijn longen diep branden, blies rustig uit en opende mijn ogen. Grote rookwolken trokken over de stad. Ik wreef mijn ogen uit en aanschouwde de naderende zwarte massa met een grote afschuw. 'Dit is niet goed man' zei ik. 'Wat is niet goed?' klonk de zware stem van Michel. 'Die wolken daar man, ze zijn te diepzwart en, en ze, ze zijn giftig man'
Toen was er lawaai, ergens uit een hoek, waarna heel subtiel een stilte in onze kamer daalde.
Mijn voorhoofd, ogen en handen zaten geplakt aan het raam. Mijn oogballen voelden het koude glas zachtjes opwarmen, terwijl ik het afschuwelijke schouwspel buiten zag voltrekken. De zwarte wolken regenen inmiddels groene chemische regen en grijze sneeuw van as. Ergens in de verte stortte een gebouw in en er klonken vreselijke schreeuwen.
Ik durfde niet meer te kijken en trok mijn oogballen van het glas af. Ik begroef mijn gezicht even in mijn handen en haalde toen mijn vingers stevig en langzaam over de huid van mijn gezicht naar beneden zodat de onderkant van mijn dieprode oogballen zichtbaar moest zijn. Ik keek naar Michel en zag hem ijzig voor zich uit te kijken. Zijn altijd al melkwitte huid nu wit als een vampier en zijn ogen zo rood als de duivel. 'Michel, wat is er aan de hand man, waarom zit je zo stil?' En terwijl ik deze woorden sprak merkte ik dat er geen geluid meer uit mijn keel kwam en dat ik ze voor mezelf had gezegd. Het lukte allemaal niet meer in deze volledig blauw staande kamer, ik moest weg hier.
Ik stapte de kamer uit en wilde richting de voordeur gaan, maar mijn voeten waren zwaarder dan verwacht. Met mijn beider handen pakte ik mijn linkerbovenbeen, net boven mijn knie, tilde die met al mijn kracht op en slaagde er zo in een stap te zetten. Ik moest even bijkomen, maar wist dat nu het rechterbeen aan de beurt was. En zo geschiedde het dat ik, na wat mogelijk een uur was, bij de voordeur aankom en deze open deed. 

De lucht was inktzwart met hier en daar een felle oranje gloed die lokale brandjes verrieden. Enkele gebouwen in de verte, waarvan het feit dat ze daar stonden in mijn geheugen toch duidelijk was opgeslagen, waren verdwenen. De straat was leeg, maar ik voelde dat het hier binnenkort zou overstromen met ongewenste gasten.
Om de hoek was er plots een ijzige schreeuw te horen en mijn kaak viel zowat uit mijn hoofd van angst. Ik wilde terug naar binnen, maar de deur was inmiddels in het slot dichtgevallen. Ik begon te trillen en toen ik naar mijn handen keek kon ik geen van mijn vingers nog helder zien. Mijn op 1 na meest linker nagel leek te versmelten met de pink ernaast. Mijn linkerarmhaar stond recht overeind. De pezige elleboogplooi en mijn dunne biceps stonden strak gespannen. De aderen liepen er nog strakker overheen. Mijn mond begon te malen en te kwijlen, mijn hoofd te tollen en plotseling zakte ik flauwtjes ineen en lag roerloos op de stoep.

Ik weet niet hoe lang ik daar gelegen heb, maar een explosie bracht me weer terug het bewustzijn in en deed me op mijn voeten springen. Nieuwe energie maakte zich van mij meester en ik begon te rennen. Weg van de explosies, weg van het geschreeuw.
Ik sloeg af naar links, maar daar zag ik toch mijn grote schrik een groep verminkte mannen lopen. Hun looppas was vreemd en onregelmatig en op hun huid waren open wonden te zien. Bij de grootste van de groep hing een oog uit zijn kas wat plots knapte en op de grond rolde. Deze mannen waren duidelijk in een staat van ontbinding. 'Zombies!' schreeuwde ik tegen mezelf, waarschijnlijk weer slechts in mijn hoofd.
Ik rende terug en sloeg rechts af, naar huis. Maar daar, op de andere hoek, zag ik datgene wat de vreselijke schreeuwen had veroorzaakt: een gigantische weerwolf. Hij aarzelde even en voordat hij in gang schoot om mij in stukken te scheuren stond ik al voor mijn deur en bonkte met mijn vuisten hard tegen het gammele hout. 'Doe open, doe open' schreeuwde ik, maar weer faalde mijn keel een geluid voort te brengen. Ik draaide mij om en daar stond, nog geen meter van mij vandaan, het harige beest met ontblootte tanden. De andere kant oprennen was geen optie, want ik voelde dat drie ijzige handen mijn schouders stevig beet pakten en deze naar de grond duwden. Het was afgelopen, dit was het einde. 

Ik sloot mijn ogen en wachtte totdat ik uiteen gerukt zou worden, maar de pijnen blijven uit. Wat echter nog een verbluffender effect had, was dat het niet donkerder werd na het sluiten van mijn ogen, maar dat er een hele nieuwe wereld verscheen. Alsof iemand een rolluik naar beneden trekt met een bewegend schilderij erop. Ik stond in het midden van een kamer, met een zwart-wit geblokte tegelvloer, een enorme witte kroonluchter en 2 marmeren beelden naast me; de een wit, de andere zwart. Ik voel me goed, hernieuwd, licht. Ik zag het licht, ik begon te zweven, ik begon te draaien, ik transformeer, in een planeet, in de zon, ik was alles, alles was één. Ik was. En toen werd ik wakker geschud. '
Jezus Steef, gaat het wel, je was wel ver heen zeg'. Ik keek Michel met verbazing aan. 'Jezzzuss, hevig spul zeg' klonk er uit mijn keel. Ik was blij mijn eigen stem weer te horen en te merken dat Michel mij ook hoorde. 'Zonder meer' knikte hij en leunde rustig naar achteren. Ik nam een diepe hijs, voelde mijn longen weer in de fik staan en sloot mijn ogen voor mogelijk een nieuw avontuur.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten