woensdag 18 mei 2016

Deserteren

Deserteren                                                                                                                       08-10-2015


'De hoeren zijn in aantocht!' Korneel Zaagmolen kwam wild zwaaiend naar onze tent toegerend. Achter hem liep een kleine stoet van maar liefst twaalf hoeren. Jean-Paul wreef hard in zijn handen.
'Hoe kan je op een moment als dit zo godverdomme enthousiast zijn,' snauwde ik hem toe.
'Hoe kan je godverdomme niet enthousiast zijn als er twaalf hoeren in aantocht zijn!' Zijn blauwe ogen fonkelde fel. Jean-Paul de Bie was altijd te enthousiast over alles, hoewel op een andere manier dan Korneel Zaagmolen te enthousiast was over alles. Bij Jean-Paul kwam het niet voor vanuit een kinderlijke naïviteit - hij had naar eigen zeggen al zo veel meegemaakt dat het drie levens kon vullen - maar uit een ongelofelijke vastberadenheid alles uit dit leven te trekken wat erin zat. Zelfs nu we een half uur geleden te horen gekregen hadden dat we vanavond, in plaats van morgen, al naar het front werden gestuurd en dat de hoeren ons dus tevergeefs kwamen opzoeken – we moesten immers over een half uur gladgeschoren paraat staan – behield hij zijn opgelaten dispositie.
Peter Slak neukte zijn oude sigaret over op een nieuwe. Ik had hem nog nooit een aansteker zien gebruiken en vroeg me al maanden af hoe hij de eerste van zijn dag aanstak. Vanwege terugkerende nachtmerries, sliep hij alleen tussen twee en vier uur 's nachts en had hij zich volgens mijn berekeningen al door een pakje heen gewerkt, voordat ik mijn ogen open deed. Hij liep de tent uit en aanschouwde het schouwspel van Korneel en de stoet der hoeren. Bijna ontsnapte er een glimlach aan zijn lippen. 

'Wat is het plan.' vroeg ik aan Peter, terwijl ik achter hem aan de tent uit liep en mijzelf naast hem opstelde. Peter krabde aan zijn kin, stak zijn peuk in zijn mond, plaatste beide handen achter zijn rug en begon hevig rokend te ijsberen.
'Godverdomme, dit gaat groot worden,' Schreeuwde Jean-Paul vanuit de tent, 'Dit gaat godverdomme groot worden haha!' Ik was het met hem eens. Ik had Peter nog nooit zo bezeten bezig gezien. Meestal zat hij reflecteert achterin de tent naar eigen zeggen 'waarheden te vergaren', welke hij volgens Luitenant Constanza ophing aan zijn vlijmscherpe neus die boven zijn uiterst dunne snor uitstak als een half verroeste vleeshaak. Vanuit een snelle 180-graden-draai bleef hij muurvast staan en begon weer bijna te glimlachen. Wat een dag ging dit worden.
'We sturen ze terug mannen. Het hele circus. Terug naar de stad. En wij gaan met ze mee. Mee naar de stad mannen. Wij gaan vanavond niet dood mannen. Morgen, misschien, maar niet vandaag.' Met deze woorden drukte hij zijn sigaret uit op de grond en liep hij peukloos en met uitgestrekte armen richting de stoet hoeren die onze tent tot enkele meters genaderd was.
'Durf daar maar eens tegenin te gaan Melis!' loeide Jean-Paul tegen me, terwijl zijn enorme rechterhand keihard op mijn rug neer kwam. Ik durfde er niet tegenin te gaan. Peter Slak zei niet veel, maar als hij wat zei, dan luisterde je. Korneel had ooit tegen mij gezegd dat hij veel ontzag had voor Peter omdat de lange man met de lange neus nog nooit een woord tegen hem had gezegd. “Slimme mensen praten nooit, ze nemen het woord”, had Korneels wiskunde docent hem ooit pisnijdig verteld toen Korneel voor de 42ste keer die maand zijn les had onderbroken. Korneel werd al sinds groep drie “De Zwarte” genoemd. Hij was spierwit met rood haar en droeg op beide wangen een agglomeratie aan sproeten. Als hij lachte kwamen er diepe kuilen in zijn wangen. Hier werden de sproeten ingezogen, wat het effect gaf dat er zich twee zwarte gaten vormden. Omdat Frans van de Steur, een schuchtere jongen die in de kleuterklas zijn oog verloor tijdens een bizar ongeluk met een schommel, de bijnaam “het zwarte gat” tot zijn grote ongenoegen al had geclaimd, werd Korneel al snel simpelweg bekend als “De Zwarte”. 

Jean-Paul en ik liepen achter Peter aan die de hoerenstoet inmiddels had bereikt. Hij had een arm om Korneel heen liggen, die hierdoor bevroor als een klein lief jongetje in de armen van een hele sympathieke pastoor, en sprak in serieuze toon met de hoofdhoer; een klein dik meisje van negentien genaamd Isabella Moreno Quim. Nog voordat Jean-Paul en ik ons bij de groep konden voegen steeg er een luid applaus uit op en begonnen meerdere hoeren een schunnig liedje te zingen op de melodie van Lambada. Al dansend en zingend bewogen we ons met de stoet richting de stad. Nog nooit was deserteren zo leuk geweest.

2 opmerkingen:

  1. WoW we hadden hem al gelezen, maar goed verhaal Jochem! In 1 ruk uitgelezen, wilde graag weten hoe t verder ging!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank je wel! Ik had oorspronkelijk geen intentie om er verder aan te schrijven, maar misschien kom ik daar op terug en schrijf ik in de zomer verder. Er schuilt nog een groot verhaal ergens in deze wereld.

      Verwijderen